Не знаю. Вряд-ли. Это комиксы, как книга Парра, но цветные. Marvano: "Grand Prix 2" Over passie voor wagens: "Ik ben geboren in Zolder. Ik was tien jaar toen het circuit officieel geopend werd. Drie keer raden waar wij onze weekends doorbrachten... Het circuit werd een venster op de wereld, bij wijze van spreken. De racerij was een exotische wereld, een totaalgegeven. Het ging 'm niet specifiek om de auto's of om de techniek of om de coureurs. Het was het geheel dat deed dromen. Maar het moet gezegd dat de racewagens toen veel mooier waren dan nu. Tegenwoordig zijn het foeilelijke, van onder tot boven met reclame volgeplakte doorslagen van één en hetzelfde, ongetwijfeld efficiënte prototype. Volkomen stijlloos. Toen ik de racerij leerde kennen, waren de auto's indrukwekkend, zuiver van lijn, mysterieus bijna. En ze hadden karakter. Een Lotus 49 herken je nu nog altijd op een zwart-witfotootje van een postzegel groot. En aan de helm kan je precies zien wie ermee rijdt. Zet het hele Formule 1-veld van tegenwoordig in zwart-wit en er is geen mens die de auto's uit mekaar kan houden. Hetzelfde geldt voor het racevolkje. Karakters als Innes Ireland, Rob Walker, John Cooper,Chris Amon of onze eigen Jacky Ickx vind je niet meer. De hele racewereld is een tweedimensionale, bordkartonnen business geworden die stijf staat van de regeltjes en waarin het nog slechts om geld draait. Er zit geen leven meer in." Over passie voor geschiedenis: "Geschiedenis fascineert me. Vooral de geschiedenis van de twintigste eeuw omdat die grotendeels de wereld bepaald heeft waarin we leven. Negentig percent van de problemen waar de wereld vandaag mee kampt, vindt zijn oorsprong in de twee wereldoorlogen, het interbellum en de koude oorlog. Ik lees dus geschiedenis (het gaat in de eerste plaats om lezen; ik heb al jaren geen tv-distributie meer) uit pure interesse, maar als een verhaal begint vorm te krijgen ga ik natuurlijk wel gericht op zoek en ga ik boeken en dvd’'s zoeken in functie van." Over documentatie: "Voor een trilogie als Grand Prix is de hoeveelheid documentatie redelijk gigantisch omdat ik niet enkel probeer een accuraat beeld te krijgen van de racerij, maar van de wereld van toen in zijn geheel: hoe die was, ontstaan is en afliep. Dus komen er boeken aan te pas over onderwerpen gaande van kunst in de Weimarrepubliek tot het proces van Adolf Eichmann. Soms haal je uit zo'n boek misschien één klein detail, soms niet eens dàt, maar enkel een idee van sfeer of zoiets... Het is moeilijk uit te leggen. Eigenlijk is het een werkwijze die voor een groot deel instinctief is. Je kan het vergelijken met een gigantische legpuzzel waarin elk stukje zijn plaats moet vinden. Met het bijkomende probleem dat je ontzettend veel meer stukjes op je tafel hebt liggen dan je uiteindelijk nodig zal hebben om de puzzel te maken. Je zal stukjes, soms echte pareltjes, niet eens gebruiken. Uit plaatsgebrek of omdat ze uiteindelijk niet in de structuur van de puzzel, het verhaal, passen." Over competitie: "In deze specifieke scène wou ik de schoonheid van een beweging overbrengen in stilstaande beelden: de manier waarop Rosemeyer iets te snel de bocht ingaat en, zeer op zijn gemak en zeer gecontroleerd, de auto met wat ze in mooi Nederlands eencontre-braquage noemen door de bocht laat glijden. De coureurs van toen waren waarlijk artiesten." Over competentie: "De basis van dit vak kan je niet leren. Die heb je of die heb je niet. Maar als ze er is, kan ze wel ontwikkeld worden. Met de jaren krijg je het vak steeds beter onder de knie, tenminste als je het een beetje serieus aanpakt en eisen stelt aan jezelf. Zo werkt een leerproces. Jeugd heeft zijn ontegensprekelijke voordelen, maar die even buiten beschouwing gelaten, is er volstrekt niets dat kan opwegen tegen ervaring. Wat ook zeer belangrijk is, is routine. Van routine krijg je het fingerspitzengefühl dat in dit vak onontbeerlijk is. Ik druk me slecht uit. Je 'krijgt' het er niet van, want evenmin als de basis kan je het leren. Maar routine verfijnt het, houdt het alert." Over Adolf Hitler: "Historische personages opvoeren in een fictief verhaal is altijd een beetje riskant, zeker als ze, zoals in Grand Prix, echte protagonisten zijn. In het geval van Hitler heb ik me gebaseerd op historische feiten — zijn liefde voor de racerij, zijn adoratie voor de coureurs, zijn doelbewust gebruiken van de autosport om de beperkingen van het Verdrag van Versailles te omzeilen — en getuigenissen van allerhande mensen die hem in die tijd privé ontmoet hebben. Het geraamte klopt. De rest hoeft niet per se te kloppen. Grand Prix is geen dissertatie over de Oostenrijker Adolf Schicklgruber." 07/05 Marvano: "Grand Prix 2" COMMENTAAR BIJ PLAAT 8 Over passie voor wagens: "Ik ben geboren in Zolder. Ik was tien jaar toen het circuit officieel geopend werd. Drie keer raden waar wij onze weekends doorbrachten... Het circuit werd een venster op de wereld, bij wijze van spreken. De racerij was een exotische wereld, een totaalgegeven. Het ging 'm niet specifiek om de auto's of om de techniek of om de coureurs. Het was het geheel dat deed dromen. Maar het moet gezegd dat de racewagens toen veel mooier waren dan nu. Tegenwoordig zijn het foeilelijke, van onder tot boven met reclame volgeplakte doorslagen van één en hetzelfde, ongetwijfeld efficiënte prototype. Volkomen stijlloos. Toen ik de racerij leerde kennen, waren de auto's indrukwekkend, zuiver van lijn, mysterieus bijna. En ze hadden karakter. Een Lotus 49 herken je nu nog altijd op een zwart-witfotootje van een postzegel groot. En aan de helm kan je precies zien wie ermee rijdt. Zet het hele Formule 1-veld van tegenwoordig in zwart-wit en er is geen mens die de auto's uit mekaar kan houden. Hetzelfde geldt voor het racevolkje. Karakters als Innes Ireland, Rob Walker, John Cooper,Chris Amon of onze eigen Jacky Ickx vind je niet meer. De hele racewereld is een tweedimensionale, bordkartonnen business geworden die stijf staat van de regeltjes en waarin het nog slechts om geld draait. Er zit geen leven meer in." Over passie voor geschiedenis: "Geschiedenis fascineert me. Vooral de geschiedenis van de twintigste eeuw omdat die grotendeels de wereld bepaald heeft waarin we leven. Negentig percent van de problemen waar de wereld vandaag mee kampt, vindt zijn oorsprong in de twee wereldoorlogen, het interbellum en de koude oorlog. Ik lees dus geschiedenis (het gaat in de eerste plaats om lezen; ik heb al jaren geen tv-distributie meer) uit pure interesse, maar als een verhaal begint vorm te krijgen ga ik natuurlijk wel gericht op zoek en ga ik boeken en dvd’'s zoeken in functie van." Over documentatie: "Voor een trilogie als Grand Prix is de hoeveelheid documentatie redelijk gigantisch omdat ik niet enkel probeer een accuraat beeld te krijgen van de racerij, maar van de wereld van toen in zijn geheel: hoe die was, ontstaan is en afliep. Dus komen er boeken aan te pas over onderwerpen gaande van kunst in de Weimarrepubliek tot het proces van Adolf Eichmann. Soms haal je uit zo'n boek misschien één klein detail, soms niet eens dàt, maar enkel een idee van sfeer of zoiets... Het is moeilijk uit te leggen. Eigenlijk is het een werkwijze die voor een groot deel instinctief is. Je kan het vergelijken met een gigantische legpuzzel waarin elk stukje zijn plaats moet vinden. Met het bijkomende probleem dat je ontzettend veel meer stukjes op je tafel hebt liggen dan je uiteindelijk nodig zal hebben om de puzzel te maken. Je zal stukjes, soms echte pareltjes, niet eens gebruiken. Uit plaatsgebrek of omdat ze uiteindelijk niet in de structuur van de puzzel, het verhaal, passen." COMMENTAAR BIJ PLAAT 9 Over competitie: "In deze specifieke scène wou ik de schoonheid van een beweging overbrengen in stilstaande beelden: de manier waarop Rosemeyer iets te snel de bocht ingaat en, zeer op zijn gemak en zeer gecontroleerd, de auto met wat ze in mooi Nederlands eencontre-braquage noemen door de bocht laat glijden. De coureurs van toen waren waarlijk artiesten." Over competentie: "De basis van dit vak kan je niet leren. Die heb je of die heb je niet. Maar als ze er is, kan ze wel ontwikkeld worden. Met de jaren krijg je het vak steeds beter onder de knie, tenminste als je het een beetje serieus aanpakt en eisen stelt aan jezelf. Zo werkt een leerproces. Jeugd heeft zijn ontegensprekelijke voordelen, maar die even buiten beschouwing gelaten, is er volstrekt niets dat kan opwegen tegen ervaring. Wat ook zeer belangrijk is, is routine. Van routine krijg je het fingerspitzengefühl dat in dit vak onontbeerlijk is. Ik druk me slecht uit. Je 'krijgt' het er niet van, want evenmin als de basis kan je het leren. Maar routine verfijnt het, houdt het alert." Over Adolf Hitler: "Historische personages opvoeren in een fictief verhaal is altijd een beetje riskant, zeker als ze, zoals in Grand Prix, echte protagonisten zijn. In het geval van Hitler heb ik me gebaseerd op historische feiten — zijn liefde voor de racerij, zijn adoratie voor de coureurs, zijn doelbewust gebruiken van de autosport om de beperkingen van het Verdrag van Versailles te omzeilen — en getuigenissen van allerhande mensen die hem in die tijd privé ontmoet hebben. Het geraamte klopt. De rest hoeft niet per se te kloppen. Grand Prix is geen dissertatie over de Oostenrijker Adolf Schicklgruber." COMMENTAAR BIJ PLAAT 18 Over spanning: "Ondanks alle belang dat ik hecht aan tekst en taal, zijn er scènes die beter gediend zijn van beeld alleen. Tekst noch dialoog hadden een jota kunnen toevoegen aan de emoties van de personages op deze pagina." Over authenticitiet en anekdotes: "De ingrediënten van Grand Prix zijn grotendeels historisch correct, al is het gerecht fictief. De anekdotes in deze scène zijn authentiek, maar ze situeerden zich anders in de tijd. Ze speelden zich niet op hetzelfde moment af. Nu moet je met 'historisch' in het geval van Grand Prix eigenlijk al op je hoede zijn. Het is namelijk duidelijk dat veel van de 'historische bronnen' na de oorlog herschreven zijn. Dat leidt tot talloze mekaar en zichzelf tegensprekende 'gedocumenteerde feiten'. Nu kan ik me voorstellen dat zulks zeer vervelend moet zijn voor een historicus, maar mij heeft het niet echt gestoord. Soms was het ronduit grappig: een zogenaamd 'historische bron' die in alle vermoorde onschuld en met grote stelligheid beweert dat de bolides nooit hakenkruisen op hun flanken hebben gehad terwijl je die hakenkruisen kan zien op honderden foto’s en zelfs op bewegende beelden uit de tijd. Sommige Duitsers zijn nog altijd niet klaar met het verleden van hun land, dat is duidelijk. Een van de vele boeken die ik heb gelezen in functie van Grand Prix was Alleinflug, een biografie van de vliegenierster Elly Beinhorn — mevrouw Rosemeyer — uit 2007. Daarin zijn op de foto's van Elly's vliegtuig uit de jaren 1930, de Taifun die ook in Rosemeyer! te zien is, de hakenkruisen weggeretoucheerd. Dan weet je het wel." Over de inkleuring: "Ik werk met inkleurders of inkleursters en ik moet dus telkens opnieuw aan die mensen proberen duidelijk te maken wat ik wil. Dat is niet altijd simpel. Op de koop toe kan het best gebeuren dat een inkleurder perfect het ene verhaal kan invullen, maar daarom niet automatisch het andere. Voor Grand Prix bleven we in het begin steken op die wat afgewassen kleuren van de kleurfoto's uit die tijd, waar rood roze is geworden en alle andere kleuren een variant zijn van vuilgrijs. Die sfeer wou ik nu net niet. Ik wou evenmin het voor dit soort verhalen gebruikelijke dreigende kleurenpalet. Alsof de wolken en de bomen in 1935 al wisten wat er het volgende decennium in Auschwitz ging gebeuren. Ik wou heldere, zonnige, vrolijke kleuren. Er waren niet zo veel mensen die die redenering volgden. Zelfs mijn uitgever uitte op een gegeven moment een lichte twijfel over de denkpiste, ook al omdat de planning in het gedrang kwam. Ik heb dan Bérengère Marquebreucq gecontacteerd, een dame waarmee ik al had samengewerkt voor Dallas Barr en Een Nieuw Begin. Zij had meteen het juiste kleurenpalet te pakken, maar ze had natuurlijk ook een planning af te werken. Daarom is het verschijnen van het eerste deel van Grand Prix indertijd een half jaar uitgesteld. Ondertussen zijn de loftuitingen voor de inkleuring niet van de lucht. Het is dus de moeite waard geweest." Over dialogen en tekst: "Het unieke aan het medium strip is de interactie tussen tekst en tekening. Je vertelt het verhaal met beide instrumenten en beide zijn in mijn ogen evenwaardig. Ik kan uren bezig zijn met het zoeken naar een juiste formulering, enfin: wat ik dan 'een juiste formulering' vind. Taal is zo iets moois om mee te werken en wordt tegenwoordig zo vreselijk stiefmoederlijk behandeld... Voor ik begin te tekenen is elke letter dus geschreven. Logisch. Elke letter moet haar plaats krijgen op mijn blad en daar kan ik niet mee foefelen. Een beeld kan ik wat kleiner of groter maken, een andere hoek kiezen of wat weet ik al, maar een tekst neemt zò veel plaats in, punt uit." Over docufictie: "Ach, genres... Ik wist geeneens dat docufictie een woord is. Blijkt het volgens Van Dale trouwens vooralsnog ook nog niet te zijn. Ik probeer een verhaal zo efficiënt mogelijk te vertellen binnen het medium waarin ik werkzaam ben. Meer geprakkizeer dan dat komt er niet aan te pas." Over een volgend project: "Er liggen een paar projecten op tafel, het ene al wat meer uitgewerkt dan het andere. Ik moet nog eens overleggen met mijn uitgever. In tegenstelling tot sommigen beschouw ik uitgevers niet per definitie als 'de vijand', als geldwolven en bedriegers. Mijn uitgever en ik zijn partners in dezelfde onderneming. We willen allebei zo veel mogelijk boeken verkopen. Zo simpel is het."